zaterdag 19 september 2009

Kumahoe

U heeft het vast al op een of andere manier opgevangen: – met al die overbodige heisa er rond kan u niet meer doen alsof uw neus bloedt – Kathleen alias ‘de blonde’ van K3 is uit de groep gestapt. Op zich deed het nieuws me niet zo veel maar ik vroeg me wel af waarom. Wanneer ik hoorde dat Kathleen solo zou gaan, dacht ik in eerste instantie “Weer iemand die solo wil gaan” en in tweede instantie “Ergens wel begrijpelijk gezien het niveau van de groep”. Ik ging ervan uit dat Kathleen na al dat ge- Yeke Yeke, Oya Lele, Heya mama en Papapa, Papoewee, mamoewee, Kuma he, Yippee yippee ya jambolay had besloten dat ze aan iets anders toe was. Maar toen kwam haar eerste solo single uit en kreeg ik de spontane neiging om de eerste medemens die ik tegenkwam te wurgen toen ik “Zumba Yade” uit de speakers van de radio hoorde klinken. Wat heeft het voor zin om met pijn in het hart en naar verluid zonder spanningen een groep te verlaten om vervolgens EXACT hetzelfde te gaan doen maar solo?! Misschien heeft Studio 100 wel geëist dat een van hen zou opstappen om VTM weer een nieuw reality auditieprogramma in de schoot te kunnen werpen en Belgacom/Proximus te vergenoegen met een nieuwe sms-wedstrijd. Wie vult de derde K weer in? Wordt het Babette, nadat ze al snikkend de voornaam waar ze zo aan gehecht was officieel (en op kosten van VTM) liet veranderen in Kristien of wordt het Koen nadat hij zich, weliswaar bijgestaan door zijn vriendin, heeft onderworpen aan een geslachtsoperatie. Want de grenzen aan de middelen om hun droom in vervulling te zien gaan, ligt bij veel kandidaten ver buiten hun gezichtsveld. K3 zal voor de kinderen toch nooit meer hetzelfde zijn zonder Kathleen. En 'Kathleen alleen' is ook maar zielig (maar misschien wel een goed idee voor een nieuw solonummer!)

“Zumba Yade” kon me alvast niet bekoren. Niet omdat ik huiver van nonsenswoorden en klankassociaties maar omdat een refrein bestaande uit zulke klankconstructies (of -deconstructies als het aan Derrida lag) alleen maar de indruk wekt dat de meisjes - of in dit geval 'het meisje' - zonder inspiratie zaten bij het schrijven van het nummer. Zouden de K3-meisjes hun teksten eigenlijk wel zelf schrijven, vraag ik me af. Wie die teksten ook schrijft, het móet wel een seksueel gefrustreerd vrouwmens zijn. Want ze vraagt met aandrang “Doe het nog een keer zo oya lele… oh ja, oh jee” en “Doe nog een keer dat ding dat je doet”. Ik zal maar niet te hard nadenken waarover het in beide nummers dan wel precies gaat zeker. "Ik wil jou, jij wil mij. Ik weet een plekje waar ze ons niet vinden. Jij mag me verslinden. Doe het heel zachtjes, geen kreetjes en geen lachjes", dat gaat toch niet over een guitige boterham met masochistische neigingen die een kind aanspoort om hem op te eten. Of “Ik voel me plots weer zo oya lele”, is dat een vorm van censuur ofzo? Is “Tele Romeo” een verbloemde ode aan de telefoonsekservaringen van de liedjesschrijfster? Tja, als het de meisjes van K3 niet zijn, móet het wel een andere vrouw zijn! Of een kleutertje van vijf misschien dat vol onbegrip afgeluisterde conversaties van ‘grote mensen’ verwerkt in haar teksten.

Naast de klankenstroom waaruit een refrein vaak bestaat – is het babygebrabbel of Ugandees of zijn het Indiaanse vredeskreten, ik ben er nog steeds niet uit – zijn er gelukkig ook nog strofes, zoals dat hoort in een gezongen nummer. Wanneer je naar de strofes van de nummers luistert, wordt je geconfronteerd met de meest voor-de-hand-liggende rijmwoordjes waar zelfs de Voor Dummies-reeks zich niet mee zou bezighouden. “Bij jou voel ik me zo fijn. Want jij bent mijn lekker dier. De wereld krijgt ons niet klein. We maken altijd plezier”, daar is nu toch niet hard over nagedacht he. Dan is het niet verbazend dat die groep zo productief is. Als ik dan toch drie favoriete nummers moet opnoemen, zou ik spontaan zeggen: “Baby come back”, “Alle kleuren” en “Je hebt een vriend”. Voor die nummers heeft ons kleutertje kennelijk hulp gekregen van de mama en de papa want de melodie is wel leuk en de teksten zijn enigszins muzikaal levensvatbaar.

Ik heb niets tegen compleet verzonnen teksten waar ik geen jota van begrijp. Ik hou bijvoorbeeld wel van Turkse liedjes, ik hield wel van het Friese “Wêr Bisto” van Twarres, een heleboel andere nonsensliedjes en zelfs het half op Oekraïens gebaseerde “O Julissi” van Ishtar kon me na een aantal maanden wennen wel bekoren. Ik ben een liefhebber van soundtracks en beluister dus vooral instrumentale muziek. Vandaar dat ik ook iets strenger ben op liedjesteksten misschien? Het is ook vooral dat ik, als er dan al nonsenswoorden en vreemde talige uitingen in nummers voorkomen, liever niet weet waarover het gaat en mijn fantasie de vrije loop laat. Het probleem met die K3-liedjes is dat je wel kan denken waar die lettergrepen voor staan. Je moet bovendien allesbehalve een pervert zijn om daar allerlei vunzigheden in te lezen. En dan hecht ik nog nauwelijks geloof aan het zogenaamde verdoken bestaan van een satanische boodschap in “Oma’s aan de top” die je enkel te horen krijgt als je het lied achterstevoren afspeelt. K3-nummers zijn voor kinderen en niet voor kinderen, ze zijn verstaanbaar en onverstaanbaar, het is me niet duidelijk.

In soundtracks wordt ook vaak gezongen en geregeld ook in een verzonnen of vreemde taal, maar dat maakt het net sfeervol en mysterieus. En met een prachtige instrumentale begeleiding komen die vocale klanken enkel nog meer tot hun recht. Zo ben ik verrukt van “Inama Nushif” uit de Children of Dune soundtrack en “Eloi” uit de soundtrack van The Time Machine. Ook Afrikaanse koortjes doen het goed, zoals bijvoorbeeld in de soundtrack van Blood Diamond. Ik mis dus niets aan de alledaagse popmuziek, die vaak niet eens een klein beetje vernieuwend is, en al zeker niet aan de Vlaamstalige muziek, die tegenwoordig erg vaak de Schlagerrichting in slaat. Dat is exact wat ze van mij met die cd’s mogen doen: ze met een slagersbijl in stukjes hakken.

Nee, van mij moeten ze Kathleen niet per se vervangen. Ik hoor mijn dochter later al zingend van de kleuterschool thuiskomen: “Jij bedroog mij 1 keer te veel. Nee nee ik laat me niet meer doen. Voor mij geen macho mannen meer, voor geen miljoen” en wie weet wat volgt er nog? “Als ik je zie staan krijg ik bumbabuwee op mijn dumbabuwee. Gaan we samen naar zumbabuwee? Of wil je niet mee?”
Laat de wind maar waaien, laat het gras maar groeien en laat groepjes maar splitten als ze daar zo’n nood aan hebben. Er komt wel weer een nieuw meidengroepje voor de kids en hopelijk een dat zingt over schaapjes, regenboogjes en roze wolkjes en braaf chocomelk drinken bij de oude eik in de tuin.

vrijdag 18 september 2009

G(odd)elijkheid

Ik beschouw mezelf als atheïst. Ik weet dat dit woord een waaier van negatieve connotaties draagt maar een ander gepast woord, vind ik niet. Of het nu om een antropomorfe of een abstracte god gaat – ik herinner me nog hoe ik het woord als kind met hoofdletter spelde en het heeft lang geduurd voor ik dit automatisme eruit kreeg – ik kan niet aannemen dat er een wezen of entiteit is die alles stuurt. Ik bedacht altijd dat gelovigen ofwel de schoonheid van de wetenschap niet konden erkennen, ofwel de essentie van de wetenschap niet konden vatten en dan maar een concept introduceerden om gemakkelijkheidshalve alle levensvragen maar in één klap te beantwoorden.

Maar heel het gegeven van ‘geloof’ boeit me mateloos en ik heb er talloze lezingen over gevolgd. Mijn bachelorscriptie was een onderzoek naar de Heilige Drievuldigheid – zie, nu doe ik het wéér! – in The Chronicles of Narnia van C.S. Lewis. Ik denk dat ik mijn bijbel grondiger heb gelezen dan vele gelovigen en het is vooral door het lezen van literatuur zoals The Golden Bough en mijn confrontaties met de contradicties binnen en rond het heilige boek dat ik miljoenen vraagtekens ben gaan plaatsen bij wat we in de lagere school zonder tegenpruttelen voor waarheid moesten aannemen. Hoe dan ook, ik vind de Bijbelse verhalen – die hoofdletter werd mij opgelegd door mijn spellingscorrector – een prachtig stukje erfgoed en ik ben ervan overtuigd dat het Christendom (en vast elke andere geïnstitutionaliseerde religie waarvan een aantal toch met ernstige bedenkingen) een noodzakelijke stap in de menselijke evolutie is geweest.

Tijdens een lezing van Christine Van Broeckhoven kwam religie ter sprake en werd door een van haar assistenten uitgelegd dat ‘geloof’ zich weldegelijk situeert in de hersenen van elk mens en wel vlak naast het ‘zelfbewustzijn’. Als we dan toch allen voorbestemd zijn om te geloven dan heeft god deze eigenschap vast aan alle mensen toegekend zodat zij… Wacht eens even… Er is geen god! Blijkbaar gaat wat ons allen collectief is ingeprent nog geregeld het gevecht aan met de logica. Logica en gevoel zijn ook niet altijd de beste vriendjes. Mijn gevoel zegt dikwijls dat het onmogelijk is dat alle natuurlijke processen zich willekeurig voltrekken – Hoe zit het dan met de harmonie der natuur? – maar dat alles richting, zin en betekenis heeft. Maar waarom zijn er dan zoveel mutaties en afwijkingen? Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Tegenwoordig is wat vroeger doorsnee was dan ook eerder een zeldzaamheid en in een klas van 25 leerlingen mag een leerkracht zich gelukkig prijzen wanneer er één leerling tussen zit die niet gezegend is met een of ander syndroom, een ziekte, afwijking of een combinatie daarvan. Misschien was god het zat om naar banale en normale wezens te kijken. Dan had hij ons evengoed wat minder symmetrisch kunnen maken en vrouwen met drie borsten op de wereld kunnen zetten of mannen met een reservepiemel aan hun achterkant. Het lijkt me toch sterk dat een opperwezen dat alle goede menselijke eigenschappen in het kwadraat incorporeert bekend zou zijn met de betekenis van verveling! Als vtm-kijkers na zoveel jaar Familie nog niet beu zijn!

Maar als ik het gevoel heb dat alles zin en richting en betekenis heeft, voel ik dat dan zo aan omdat het zo is of omdat ik het graag zou willen? Iedereen die al eens een boek Psychologie voor Dummies heeft vast gehad, weet dat er veel meer tussen mensen hun twee oren zit dan oogkassen en met drek gevulde sinusholten. Toen ik op een leeftijd was dat ik nog aannam wat mij werd verteld over ‘De Goede God’ – dat was nog het stadium dat hij net als elk ander mythologisch figuur een epitheton kreeg toegewezen – en wat dat betreft eigenlijk nog net alles aannam wat mijn ouders mij wijsmaakten, kreeg ik ook steeds een of ander oraal orgasme telkens een gezegende hostie mijn tong raakte. Dat heeft niet erg lang geduurd. Vanaf het moment dat ik mijn eigen denken begon te ontwikkelen en begon te twijfelen aan wat mij altijd was verteld, besefte ik dat ik helemaal niets meer voelde wanneer ik zo’n ding in mijn mond stak. Ik vond zo’n hostie best lekker maar achteraf gezien benaderde het eten van een zuurtje toch eerder de 'spirituele ervaring'. Natuurlijk heeft de indrukwekkende omgeving van dat kerkgebouw iets met dat gevoel van transcendentie te maken. Hoewel ik me de voorbij kruipende uren, die voor mij wel dagen leken, in kerkgebouwen nog levendig voor de geest kan halen, heb ik nog steeds een grote fascinatie voor kerken en kan ik het in het buitenland niet laten om alle kerkjes op wandelafstand te bezoeken. Rome vind ik dus de prachtigste stad die ik ooit heb bezocht. Maar ‘de mis’ was voor mij sowieso altijd een filosofisch moment, want wanneer ik me gedeisd moest houden en ik het haast begaf van verveling, begon ik na te denken. En dus begon ik me vaak af te vragen tijdens zo een mis: “Wat sta – zit – sta – zit – sta – zit ik hier eigenlijk te doen?”

Maar hoe moeten we dan al die dingen verklaren waar we geen verklaring voor hebben? Niet. Wij mensen mogen gelukkig zijn dat we op zo’n prachtige planeet mogen vertoeven en of we nu geloven dat deze planeet op een willekeurige luchtrijke of luchtledige dag in het heelal tevoorschijn is ‘gebigbanged’, god als goede herder ze met heel zijn kudde heeft geschapen of een goochelaar ze uit zijn hoed heeft getoverd, wat maakt dat nu uit? Het feit is dat we dankbaar moeten zijn voor al het moois dat het leven te bieden heeft. Maar wie moeten we dan dankbaar zijn? Geen idee. Laat de wetenschap dat maar uitzoeken.

donderdag 17 september 2009

Koning van de jungle

Vandaag op de trein naar Antwerpen Centraal. 07:35. Maar het kan ook gerust 07:53 zijn geweest, want zoals u weet zijn columns vaak pure verzinsels en volgens de Metro van vandaag verloopt 65% van de 10.000 geregistreerde treinritten met een minimum vertraging van 5 minuten. Als u lang genoeg pendelt en u heeft intussen alle artikels in Metro reeds drie keer gelezen, alle puzzels opgelost en alle coupons voor gratis etenswaren uitgeknipt, dan heeft u nog geen reden tot paniek. Het openbaar vervoer leent zich namelijk uitstekend tot het afluisteren van diepzinnige filosofische discussies tussen medepassagiers. Het volgende gesprek tussen twee heren is daar een alledaags voorbeeld van:

- “Natuurlijk is het een delicate kwestie, maar men maakt het vaak veel ingewikkelder dan het is.”
- “Het is nochtans een uiterst gecompliceerde zaak, zowel moreel als praktisch.”
- “Op het eerste gezicht wel, maar eigenlijk valt heel de situatie gewoon te vergelijken met…een Disney-film!”
- “Dat moet je me eens uitleggen…”
- “The Lion King!”
- …
- “Kijk, de Walen kan men vergelijken met de hyena’s. Aanvankelijk moesten leeuwen en hyena’s voor hun eigen voedsel zorgen. Tot het bewind van Scar ervoor zorgde dat hyena’s mee konden profiteren van het resultaat van de jacht van de leeuwen!”
- “De leeuwinnen.”
- “Ja.”
- “Waar die hyena’s leefden, viel er ook niet veel te jagen.”
- “Dat is mijn punt. Dat is de beloning voor de leeuwen omdat ze zorg dragen voor hun land en in harmonie leven met de natuur.”
- “Vlamingen! Natuurliefhebbers?!”
- “Laat mij even uitspreken. Mijn redenering bereikt zijn conclusie… Eh, waar was ik? … Er heerst dus onrechtvaardigheid! Dus wat de leeuwen nodig hebben is een nieuwe Mufasa!
- “Je bedoelt een Simba.”
- “Nee, ik bedoel terug een Mufasa. Een leider die opnieuw het door de natuur steeds gerespecteerde ieder-voor-zich-systeem invoert!”

De trein stopt aan een perron van Antwerpen Centraal. Beide heren stappen van de trein en begeven zich in de richting van de uitgang.

- “Een Mufasa! Maar Mufasa is dood.”
- “‘t Is Disney. Waarom zou Mufasa niet kunnen herrijzen? Na zijn dood spreekt hij zijn zoon toch nog toe.”
- “Is het niet beter te aanvaarden dat Mufasa dood is en je vertrouwen bij Simba te leggen? Zo gaat de film toch verder? Hij staat er bovendien niet alleen voor. Hij heeft hulp van die aap. Maar jij wil Mufasa liever laten herrijzen en hem de vroegere situatie laten herstellen… Ieder voor zich?”
- “Precies! Het is logisch! De orde moet worden hersteld. Het kan toch niet dat hyena’s er met het leeuwendeel vandoor gaan…”
- “Dat lijkt inderdaad in te druisen tegen te wetten der logica.”
- “Vandaar ook ‘De Leeuw van Vlaanderen’. We hebben een Vlaamse leeuw nodig!”
- “Wie dan? Filip De Winter is meer een bever of een marmot dan een leeuw. En Bart De Wever doet me eerder denken aan een schattig roze zwijntje. Neenee, volgens mij zitten er geen jungledieren in de politiek, wel veel boerderijdiertjes. Hoewel, naar een aap moeten we niet lang zoeken, denk ik.”
- “Wacht maar af. Je zal me nog gelijk geven. ‘De koning van de jungle zal rijzen’.”
- “Hier moet ik naar links, Yves. Ik denk dat onze wegen hier scheiden.”
- “Inderdaad, Kris, ik sla hier rechtsaf.”
- “Moet jij gewoonlijk niet rechtdoor?”
- “Nee, ik heb vrijaf vandaag. Ik ga naar de zoo.”
- “Dan ben je toch veel te vroeg?”
- “Ik verwacht veel volk vandaag. Er is een nieuw leeuwenwelpje geboren… Anticiperen Kris! Be Prepared!”